Toespraak 4 mei door Leon Verdonschot

Geplaatst op donderdag 11 mei 2023

Beste mensen,

Enkele vragen.

Wie herdenken we vandaag?
Hoe?
Waarom?
En hoe lang nog?

We herdenken vandaag allereerst alle slachtoffers van het onvoorstelbare. Het is geen toeval dat Holocaust en Shoah religieuze termen zijn. Religie geeft veel mensen een houvast voor alles dat het menselijk begrip te boven gaat.
Maar mensenwerk wás het, iedere stap ervan, van de aanloop tot de voorbereiding tot de uitvoering, wat ons in naam van de mensheid verplicht het te blijven onderzoeken en te analyseren.

De Italiaanse filosoof Giorgio Agamben schreef in 1998: ‘Ook al kunnen we deze gebeurtenissen beschrijven en ze achter elkaar in een chronologische volgorde zetten, ze blijven toch ongemeen duister als we ze proberen te bevatten.’
En toch moeten we ze blijven beschrijven. Blijven luisteren naar de verhalen, ze blijven lezen.

Zoals het verhaal van Zalmen Gradowski, in november 1942 gedeporteerd naar Auschwitz. Zijn handgeschreven getuigenissen heeft hij begraven in de assen bij de crematoria, waar ze na de bevrijding zijn gevonden. Op 7 oktober 1944 werd hij vermoord bij een opstand in het vernietigingskamp. Daar schreef hij dit verhaal, opgenomen in de door Arnon Grunberg samengestelde getuigenissenbundel Bij Ons In Auschwitz:

[VOORDRAGEN ZALMEN GRADOWSKI – JOUW LICHT]

Geschreven in een vernietigingskamp, daar begraven. En gelukkig teruggevonden.

Hoe vertel je de niéuwe generatie over de Holocaust? Die vraag stelde basisschoollerares Judith Krant zichzelf twaalf jaar geleden. Ze besloot kinderen uit haar klas ieder jaar te vragen of ze hun grootouders of overgrootouders wilden interviewen over hun oorlogstijd.
Vorige week verscheen het prachtige boek Door Hun Ogen, waarin de kinderen van toen hun verhaal vertellen aan de kinderen van nu.

Schrijfster Jessica Durlacher ging voor het boek mee met de 13-jarige Zara Eljon, die haar 85-jarige opa interviewt over de manier waarop hij de oorlog overleefde.
Ik citeer uit die bijdrage aan het boek:

‘De oorlog speelt hier thuis ook weer niet zo’n enorme rol, hoor,’ relativeert Zara ongevraagd. ‘Maar hij is er gewoon wel altijd.’
Ze lijkt zelf niet te horen hoe tegenstrijdig dat klinkt.
‘Hij is er gewoon altijd?’ vraag ik. ‘Hoe dan?’

Zara denkt vooral aan de foto’s van haar vermoorde overgrootouders, en aan haar vader, die er veel mee bezig is, en er vaak over praat. Zara zegt: ‘En op 4 mei is de oorlog er heel erg, dan kijken we met z’n allen naar de herdenking, meestal thuis voor de tv.’
Ik zou willen vragen hoe dat voor haar is, maar ik vraag het niet. Ik weet hoe moeilijk het is te beschrijven, het 4 mei-gevoel, met al zijn schaamte. Hoe het is om naar het juiste verdriet te zoeken, verdriet om de mensen die zijn omgekomen en die je nooit hebt gekend, maar ook om de mensen, zoals je eigen ouders en grootouders – de lieve mensen van wie je houdt – die indertijd kwaad is aangedaan dat nooit meer bij je weggaat, kwaad dat hen heeft aangetast en jou daarmee ook.
Het verwarrende besef van de luxe van je eigen bestaan dat je dankbaar en nederig moet stemmen.
Hoe ongemakkelijk het is om in de aangewezen stilte al je woede en machteloosheid tegen abstracte en overweldigende menselijke slechtheid te moeten bundelen. Ik herinner me heel wat 4 mei-vieringen, en hoe elke volgende 4 mei ook weer een herdenking is van alle vorige, een vreemde, steeds langere keten van nare eenzame stiltemomenten, waarin je aan het worstelen bent met je gedachten en dat onbestemde schuldgevoel.’
Tot zover Jessica Durlacher in die bundel Door Hun Ogen.

Kan het vertellen van verhalen de wereld helen, zoals de Israëlische schrijver David Grossman stelt? Ik weet het niet. Ik hoop het.
Wat ik wel zeker meen te weten, is dat het niét vertellen van verhalen de wereld zeker niét heelt, maar de kans vergroot dat de wereld zichzelf herhaalt, ook in zijn gruwelen. En de vraag waaróm we herdenken kent een antwoord dat niet alleen naar het verleden verwijst, maar dat ook in het heden staat, en dat vooruitwijst naar de gevaren van de toekomst.

In 2018 verscheen het boek The Death of Democracy. Hitler’s Rise to Power and the Downfall of the Weimar Republic van historicus Benjamin Carter Hett, verbonden aan de New York University. Hij vraagt zich in het boek af of het kan dat een democratie zo volledig en snel uiteenviel als die van Duitsland in de jaren dertig. Hoe kon een democratisch gekozen regering Adolf Hilter toestaan de macht te grijpen?
Hij haalt in zijn analyse van het fascisme de nadruk op ras aan, het raciaal denken als antwoord op alle problemen. Maar ook het doelbewust anti-intellectuele karakter van het fascisme: het devies was ‘denken met bloed’. Nationaalsocialistische en fascistische tradities konden zich ontwikkelen in een klimaat waarin mensen hun geloof waren kwijtgeraakt. De historicus schrijft: ‘Aangezien er geen positieve antwoorden op de sociale problemen bestonden, kon het nazisme alleen maar tégen zijn, zelfs tegen dingen die met elkaar in tegenspraak waren: het was antiliberaal en anticonservatief, antireligieus en anti-atheïstisch, antikapitalistisch en antisocialistisch en vooral antisemitisch. Het nazisme had geen succes omdat mensen in de boodschap ervan geloofden, maar ondanks het feit dat ze dat niet deden. Niemand zou een nazi zijn geweest als een rationeel geloof in de nazibeloften een voorwaarde was geweest.’

Klinkt dat bekend en actueel, die aantrekkingskracht van irrationele en antidemocratische ideeën in een klimaat waarin veel mensen veel geloof zijn kwijtgeraakt? Dan wijs ik u op de titel van de Nederlandse vertaling van dit boek The Death of Democracy. Die titel luidt: De Populist.

En nee, niet iedere populist is een fascist.
Maar iedere fascist begon als populist.

Veelzeggend lijkt me dat onlangs opeens een heel oud boek opdook in de bestseller top 60: Het nationaalsocialisme als Rancuneleer van Menno ter Braak. Het boek is geschreven in 1937, en is een analyse van het nationaalsocialisme. Waarom verschijnt zo’n boek in 2022 opnieuw en waarom wordt het een bestseller? Duidelijk: omdat veel mensen een analogie zien tussen de jaren dertig van de vorige eeuw en de jaren twintig van deze. En omdat de analyse van Ter Braak overeind is gebleven. Namelijk: nazisme komt neer op haat, niets dan haat. Dus heeft het geen enkele zin om met nazi’s te praten of ze aan het woord te laten. Niemand wil een nieuwe versie van Chamberlain zijn, de Britse premier die dacht dat met Adolf Hitler nog wel een goede vrede viel te bewaren.
(Wat natuurlijk niet wil zeggen dat de manier om niét de nieuwe Chamberlain te zijn is dat dat je iedereen die elders in het politieke spectrum staat uitmaakt voor de nieuwe Adolf Hitler.)

In het eerste anderhalve decennium na de Tweede Wereldoorlog herdachten we op deze dag om acht uur de Nederlandse slachtoffers van de oorlog. Begin jaren zestig is die definitie opgerekt, en sindsdien worden op deze dag om acht uur alle Nederlandse oorlogsslachtoffers sínds het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog herdacht. Dus uiteraard ook onze militairen die sneuvelden tijdens vredesmissies.
En morgen, morgen vieren we de vrijheid.

Er komt er een moment waarop de mensen in Nederland die zélf een oorlog hebben meegemaakt, er niet meer zijn.  Dat gaat gevolgen hebben; dat gaat van deze herdenking voor veel jonge mensen een abstracte geschiedenisles maken, die voor hun gevoel niets met hun leven te maken heeft. We zullen de les uit datgene dat geleid heeft tot de verschrikkingen die de slachtoffers hebben gemaakt die we vanavond herdenken, moeten blijven actualiseren, zonder daarmee de herdenking uit te hollen.

Dat klinkt aanmerkelijk gemakkelijker dan het is. Zeker in Nederland, waar het publieke debat is verworden tot een over en weer werpen van jij-bakken, persoonlijke beledigingen en zelfs bedreigingen. Op 5 mei vieren we de vrijheid, maar we hebben er maar een moeizame verhouding mee.

Een deel van de bevolking wil bijvoorbeeld onze democratie niet verdedigen, omdat ze het bestaan ervan simpelweg ontkennen – ze herkennen een democratie niet eens als ze er in wonen. Ze vinden het ook dezer dagen belangrijker onze vlag om te draaien om hun eigen ongenoegen uit te dragen, dan om onze vlag te laten wapperen voor de vrijheid. Precies de vrijheid waaraan ze de mogelijkheid van dit protest hebben te danken.
Een deel van de bevolking én van onze volksvertegenwoordiging wil ook niet dat ándere landen hun vrijheid verdedigen. Hun vrijheid - en uiteindelijk ook die van ons. Dat deel weigert het verband te zien tussen de achtergrond van Zelensky, de joodse kleinzoon van Holocaustoverlevenden, en zijn verzet, al meer dan een jaar, tegen de tirannie van een brute overheerser.
Een deel noemt autocraten zelfs bondgenoten, omdat ze het echte mannen vinden. Het zijn cynisch genoeg dezelfde mensen die als eerste demonstreren tegen vluchtelingen uit diezelfde oorlog, begonnen door diezelfde autocraat.  

Wat dan wél te doen?
Ik denk dat het begin van het antwoord zit in de combinatie van vanavond en morgen.
We vieren morgen de vrijheid, en die vrijheid is niet vrijblijvend. Wat er kan gebeuren wanneer we die vrijheid verliezen maakt vanavond duidelijk: vanavond herdenken we immers al degenen die hun leven gaven voor die vrijheid en die stierven doordat die vrijheid ons werd ontnomen. De samenhang tussen vrijheid, vrijblijvendheid en de prijs ervan kon niet evidenter zijn.

Het benadrukken van het gebrek aan vrijblijvendheid van vrijheid, dat is volgens mij de belangrijkste taak van de komende jaren. De reden daarvan ligt voor de hand: het overgrote deel van dit land is opgegroeid in vrijheid en heeft nooit iets anders gekend. Oorlog kennen de mensen van ons, ik ook, alleen van televisie. Het meest dichtbij kwam oorlog toen onze soldaten er in Srebrenica een partij in werden, en het meest dichtbij komt de oorlog van ginder steeds opnieuw wanneer de mensen die er voor vluchten opeens letterlijk op onze stoep staan. Wanneer het overgrote deel van een land niets anders heeft gekend dan vrijheid, dan gá je die voor lief nemen, zelfs als je dat helemaal niet wil. Dat geldt ook voor welvaart, dat geldt voor alles dat niet op lijkt te kunnen, omdat het nooit op wás. Alles went, zéker vrijheid.

Maar vrijheid is verre van vanzelfsprekend.
Dat betekent dat het gekoesterd moet worden, ook in moeilijke omstandigheden. Bijvoorbeeld wanneer vrijheid ook leidt tot de vrijheid van opvattingen die je ten diepste vervullen van afkeer. Vrijheid koesteren betekent in die zin ook wrijving koesteren, ook wrijving met je eigen mening. Of met je handelsbelangen.
Pas wanneer vrijheid een prijs blijkt te hebben, blijkt wie het werkelijk koestert, en wie er slechts lippendienst aan bewijst.

Maar vrijheid is niet vanzelfsprekend; dat betekent ook dat vrijheid verdédigd
moet worden. Tegen elke ideologie die de vrijheid bedreigt, tegen iedereen die discrimineert, tegen elke extremist of fundamentalist die vindt dat vrijheid niet voor iedereen geldt, maar alleen voor mensen die er dezelfde opvattingen op nahouden, of alleen voor mensen van een bepaalde sekse, of gender, of ras, of geloofsovertuiging, of politieke voorkeur, of seksuele voorkeur.  
Een democratie moet zichzelf beschermen, en dient weerbaar te zijn. De woorden hierover van Karl Popper blijven waardevol: ‘Als we ongelimiteerd tolerant zijn, zelfs jegens hen die intolerant zijn, als we niet bereid zijn een tolerante samenleving te verdedigen tegen de aanvallen van de intolerante medemens, dan zal de tolerante mens ten gronde gaan, en met hem de tolerantie’.

Het lijkt allemaal zo voor de hand liggend, maar precies die schijn is gevaarlijk. De wereld is veel onoverzichtelijker geworden, en dat geldt ook voor de vijanden van de vrijheid.
Die staan nog steeds met tanks aan de grenzen van een bevriend land op maar 2000 kilometer afstand, maar bewegen zich veel meer nog in de moderne, digitale varianten van de bierkelders.

Vrijheid niet voor lief nemen, dat vereist waakzaamheid (en dat is iets anders dan paranoia) het vereist alertheid (en dat is iets anders dan paniek), het vereist tolerantie voor andere opvattingen maar juist volstrekte en principiële intolerantie tegenover de bedreigers van vrijheid van anderen.
Vrijheid verdedigen vereist, kortom, een zeer fijnzinnige combinatie van allerlei karaktereigenschappen die zich laten samenvatten als: menselijke eigenschappen.

Dat is geen toeval. Vrijheid vereist menselijkheid, en wel een zeer specifieke vorm daarvan. Namelijk de mooiste vorm van menselijkheid: médemenselijkheid.

Hoelang we daartoe op deze avond moeten blijven herdenken, de laatste vraag die ik stelde?
Daarop is mijn antwoord om precies deze reden het kortst van allemaal.
Namelijk: voor eeuwig en altijd.


Leon Verdonschot
4 mei 2023

Meer nieuws